Het is geen nieuws dat in ons land de toename van uitgaven voor de gezondheidszorg veel sneller groeit dan die van het BBP. Waar deze uitgaven in 1985 nog zeven procent van het BBP bedroegen, was dat in 2005 al 10,3 procent. Een dergelijke evolutie voltrekt zich overigens niet alleen in België, maar ook in andere OESO-landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en de Verenigde Staten. Het Belgisch cijfer (10,3%) ligt ook merkelijk hoger dan het OESO-gemiddelde. Meer privé-uitgaven “Op zich hoeft deze evolutie geen drama te betekenen,” aldus de auteurs. “Dit kan met name positieve zaken met zich meebrengen voor de algemene gezondheid en kan extra economische activiteit veroorzaken. Alleen vallen die gunstige effecten onherroepelijk weg als we deze toename binnenkort niet meer kunnen financieren.” Momenteel wordt de financiering van de gezondheidszorg almaar meer gedragen door privé-uitgaven (27,7 procent). Het overgrote deel hiervan betaalt de patiënt rechtstreeks, de rest wordt bekostigd door privéverzekeringen en ziekenfondsen, die een steeds groter deel voor hun rekening nemen. Weliswaar wordt in België nog 72,3 procent door de overheid gedragen, maar ooit was dat 78,5 procent. “Die grotere betrokkenheid van de patiënt is op zich niet slecht, het maakt de patiënt meer verantwoordelijk over zijn gezondheidskeuzes en –handelingen. Helaas is dit vooral het resultaat van budgettaire overwegingen en niet van een uitgedokterd beleid om de patiënt te responsabiliseren,” zeggen Daue en Crainich. Kannibalisering sociale zekerheid Vroeger waren de RSZ-bijdragen volgens een bepaalde verdeelsleutel verspreid over de diverse takken van de sociale zekerheid. Die verdeelsleutel bestaat sinds 1995 niet meer in de praktijk, omdat de bijdragen aan de verschillende sectoren worden toegewezen op basis van hun financiële behoeften. Het zorgde ervoor dat de sociale zekerheid steeds meer ging uitgeven aan de gezondheidszorg: van 23,5 procent in 1980 naar liefst 35,5 procent in 2006. De sterkste toename van de medische uitgaven komt vooral tot uiting in de medische honoraria, maar ook forfaits voor chronische ziekten, de maximumfactuur en de rusthuizen slorpen een groter budget op. Het ziet ernaar uit dat die trend in de toekomst zal worden doorgetrokken. Niet alleen door de toenemende vergrijzing, maar ook door de verspreiding van de medische technologieën. Door deze duurdere technologieën kosten medische prestaties niet alleen meer, bovendien kunnen ziekten nog vroeger worden opgespoord, wat de doelgroep dus verruimt. “De samenstelling van het budget gebeurt vaak volgens de wet van de sterkste: bij de verdeling van bijkomende middelen spelen belangrijke actoren als ziekenhuizen, artsen en de farmaceutische sector graag machtsspelletjes om een zo groot mogelijk deel van de koek binnen te rijven. Een spijtige evolutie, die blijk geeft van een gebrek aan langetermijnvisie. Op die manier is ons ziekteverzekeringssysteem eerder een systeem van sociale bijstand geworden, ook omdat de terugbetalingscriteria niet zozeer afhankelijk zijn van de aard van de ziekte, maar wel van het inkomen.” Daarom stellen Daue en Crainich een andere benadering voor. “Er zou een dynamisch, minder rigide nieuw model moeten komen dat de meest performante methodes die binnen de gezondheidseconomie zijn ontwikkeld, doeltreffend integreert.” ‘De toekomst van de gezondheidszorg: diagnose en remedies’ is een uitgave van Itinera Institute. (BVC)