“Zorgverleners hebben een ziel en een hart, en hopelijk ook een hoofd om na te denken.”
“Je krijgt het probleem niet opgelost met marketingcampagnes alleen”, vertelde voormalig Vlaams Zorgambassadeur Lon Holtzer aan de vooravond van haar pensioen in een exclusief interview voor ZORG Magazinze. “We moeten ook nadenken over organisatie van zorg en durven nadenken over de vraag hoe we in een beperkte arbeidsmarkt kwaliteit van zorg blijven garanderen.”
“Met projecten als innovatieve arbeidsorganisatie, bijvoorbeeld, ga je naar het fundament kijken, ga je kijken wat er moet gebeuren zodat mensen graag komen werken. Zorgverleners die hun job goed kunnen doen, blijven gemotiveerd en zullen, als ambassadeur, ervoor zorgen dat het beroep aantrekkelijk blijft. En we moeten – en dat moet je óók durven zeggen – samen nadenken hoe het personeel efficiënter ingezet kan worden. In veel organisaties lopen de medewerkers de benen vanonder hun lijf, maar ondertussen loopt het verkeerd op vlak van organisatie, samenwerkingsverbanden, de wijze waarop met mensen wordt omgegaan… Dat gaat veel verder dan puur zorgen voor meer zorgverleners.
Er is ook een evolutie geweest in de rol van Zorgambassadeur. Aanvankelijk ging het inderdaad over de kwantiteit van de instroom en het doen dalen van het aantal vacatures. Ik ben zeer fier dat we dat inderdaad hebben kunnen realiseren. Maar meer en meer kreeg ik vanuit de sector de vraag om ook meer oog te hebben voor de kwaliteit. En nu de vacatures weer toenemen, focust men weer meer op de kwantiteit…”
Baart de kwaliteit u zorgen? En in welke zin?
Lon Holtzer: “Ik vervloek het zinnetje van ‘meer handen aan het bed’, want het ontmenselijkt de zorg tot op de bodem. Zorgverleners hebben namelijk ook een ziel en een hart, en hopelijk ook een hoofd om na te denken. En een patiënt is geen bed!
Maar kwaliteit is inderdaad een bezorgdheid. Kwaliteitsvolle zorg is zo veel meer dan wat eten brengen, hygiënische zorg geven… Een verpleegkundige moet een juiste klinische inschatting kunnen maken en daaruit een volledig zorgplan kunnen opstellen dat remedieert waar nodig, maar dat ook preventief op de juiste probleemgebieden van de zorgvrager inzet. Ik heb me altijd verzet tegen het idee dat het allerbelangrijkste in de zorg is dat je je hart op de juiste plaats hebt. ‘Je moet lief zijn, en dan is het oké’, zo’n ingesteldheid. Eerlijk: als ik in een ziekenhuisbed lig, heb ik liever een norse verpleegkundige die haar werk kent, dan iemand met een smile tot achter de oren die niet weet wat ze aan het doen is. Als een verpleegkundige niet klinisch kan redeneren, dan is dat geen verpleegkundige. Punt aan de lijn. Uiteraard is een zeer goed ethisch kompas een must, maar dit is veel meer dan gewoon ‘lief zijn’.
Ik ben dan ook erg fier dat we de bacheloropleiding verpleegkunde hebben verlengd van drie naar vier jaar, en ik voel dat ook het werkveld hierover heel tevreden is. Dat was een huzarenstuk van de hogescholen – zij hebben in 2015 keihard gewerkt – en zorgde voor competentere verpleegkundigen die een positief verschil maken in de kwaliteit van zorg voor de zorgvragers. En daar draait het toch om.
Nu het tekort weer zo groot is, kijkt men naar de arbeidsreserve. Men denkt dat men het probleem deels kan oplossen dankzij heel veel logistieke medewerkers. Nu, ik ben niet tegen die functies, maar we moeten beseffen dat die impact beperkt is.”